Fietsers met letselschade worden door de Nederlandse Wegenverkeerswet beschermt bij een aanrijding (fietsongeluk) met een sterke verkeersdeelnemer. De aansprakelijkheid op grond van de Wegenverkeerswet is een vorm van risicoaansprakelijkheid, omdat schuld of verwijtbaarheid niet hoeft te worden aangetoond om een verplichting tot schadevergoeding vast te stellen.
Wanneer het ongeval op een openstaande weg heeft plaatsgevonden, is de eigenaar of de houder van de sterke verkeersdeelnemer (motorrijtuig) aansprakelijk voor de schade, tenzij hij overmacht aan kan tonen of wanneer sprake is van eigen schuld bij de benadeelde. Als de rechter het beroep op overmacht afwijst, dan staat de aansprakelijkheid van de eigenaar of van de houder van het motorrijtuig voor het fietsongeval vast.
De eigenaar of van de houder van het motorrijtuig kan zich tot slot beroepen op eigen schuld van de fietser. Van eigen schuld is sprake wanneer het fietsongeval mede aan het verkeersgedrag van de fietser te wijten is en de fietser 14 jaar en ouder is. Wanneer er sprake is van eigen schuld bij de fietser (zwakke verkeersdeelnemer), dan krijgt de fietser nog steeds ten minste 50% van de schade vergoed op basis van billijkheid. Alleen wanneer het verkeersgedrag van de fietser als opzet of als aan opzet grenzende roekeloosheid wordt beschouwd, kan hiervan worden afgezien.